Vondsten opgraving Arij Koplaan (1958-1964)
Tussen november 1959 en september 1964 lagen er in de Westwijk verschillende putten open die niets te maken hadden met de nieuwe gebouwen die overal als paddenstoelen uit de grond schoten. In de omgeving van de Arij Koplaan, De Prof. Teldersstraat en de Samuel Esmeijerstraat waren archeologen samen met de archeologische werkgroep Helinium naarstig op zoek naar de restanten van een ver verleden. De vondst van een prehistorische bijl door een zestienjarige jongen in 1958, had tot vijf opgravingscampagnes geleid. De onderzoekers groeven delen van een neolithische kreek met zijn oeverwallen op. Grote hoeveelheden scherven, vuurstenen werktuigen, dierlijke botten en gigantisch veel paalgaten met soms nog de houten palen erin, kwamen er uit de grond. De palenzwermen waren resten van verschillende kampementen die mensen hier ongeveer 5000 jaar geleden bouwden. Ze leefden van de jacht, visserij en het verzamelen van planten en vruchten. De bewoners hielden ook koeien, varkens en schapen. De uitstekend bewaarde en spectaculaire Vlaardingse vondsten leidden ertoe dat deze levenswijze en het bijbehorende vondstenspectrum de naam Vlaardingen-cultuur kreeg. Toen de kreek dichtslibte, trokken de Vlaardingen-mensen weg. Ongeveer drie eeuwen bleef de plek onbewoond. Toen de kreek rond 2350 voor Chr. opnieuw actief werd, kwamen er op deze locatie ook weer mensen wonen. Ze bouwden een kamp op de oude, verlande kreekrug en lieten onder andere zogenaamd klokbekeraardewerk achter. De activiteit van de nieuwe kreek nam na verloop van tijd echter weer af en ook deze mensen verlieten uiteindelijk het gebied.