Haringskelet
Op het noordelijke gedeelte van bedrijventerrein Hoogstad legden archeologen in 1995 enkele Romeinse dammen vrij. In een doorbraak door een van deze dammen vonden ze in de klei een afdruk van een nagenoeg compleet visje. De afdruk had een lengte van 7,7 cm. Het visje was ongeveer 12 cm lang geweest en zou zo'n 10 tot 15 gram hebben gewogen. Naast de afdruk bleven ook enkele skeletelementen bewaard. De afdruk maakte reeds duidelijk dat de resten toebehoorden aan een soort uit de familie van de haringachtigen. Deze familie is in de Nederlandse wateren aanwezig met vijf soorten: de elft, de fint, de haring, de sprot en de sardien. Op basis van de vindplaats en de afmeting van het visje kon niet bepaald worden om welke soort het ging. Daarom werd de kop uit elkaar gehaald en vergeleek een specialist de onderkaak met recent skeletmateriaal van de vijf soorten. Daaruit bleek dat de resten afkomstig zijn van de haring (Clupea harengus L.). Dit exemplaar is duidelijk niet gegeten. Waarschijnlijk is de vis tijdens een storm de kreek ingesleurd of gewoonweg de kreek ingezwommen, omdat dit door toenemende invloed van de zee mogelijk was. Het diertje is ter plaatse gestorven. Enkel de romp van de haring is geconserveerd.