Govert Maan, boerenzoon wordt zendeling
‘Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten’. Deze Bijbeltekst geeft ongetwijfeld de instelling weer van de Vlaardinger Govert Maan. In de zomer van 1895 vertrok deze protestante predikant samen met zijn vrouw naar Bonthain (het huidige Bantaeng in Indonesië).
Op zaterdag 13 maart 1869 is het feest in het gezinnetje van Jakob Maan in de Kuiperstraat. Zijn vrouw Antje is net bevallen van een gezonde zoon, hun tweede kind. Ze noemen hem Govert, naar zijn grootvader van moederskant. Het gezin leeft van de melkhandel op hun boerderij – in de volksmond ook wel ‘het hol van Maan’ genoemd.
Roeping
Govert bezoekt de lagere school van meester Van Kampen in de vlakbij gelegen Hofjesstraat. Achter de school, in het gebouw ‘Rehoboth’ ofwel ‘Het Zendingslokaal’, is de zondagsschool gevestigd. Hier predikt men een betere wereld door middel van innerlijke, door het geloof opgewekte verandering van het individu. Op een samenkomst maakt Govert kennis met de zendeling J. Dammerboer. Zijn rede maakt diepe indruk op hem. Hij is vastbesloten, hij zou ook zendeling worden, dát was zijn roeping. Maar met het verstrijken van de tijd verdwijnen zijn ambitieuze plannen. Als hij op elfjarige leeftijd van de lagere school af komt, gaat hij met frisse tegenzin zijn vader helpen op de boerderij.
Ondertussen wordt hij lid van een nieuw opgerichte jongelingsvereniging. Die is ontstaan na een splitsing van de vereniging die hij al eerder bezocht. Tijdens een Bondsvergadering in Rotterdam raakt hij in gesprek met de Vlaardinger Kees Storm, een leerling-zendeling op de Utrechtse Zendingsschool. Goverts oude passie laait weer op en hij bereidt zich met de hulp van meester Van Kampen, ds. Van ’t Hooft en ds. Barger voor op het toelatingsexamen voor deze opleiding.
Als zijn vader in 1888 op 43-jarige komt te overlijden, neemt Govert tijdelijk de leiding over de boerderij op zich. Deze situatie duurt echter niet lang. In februari 1889 slaagt hij al voor het toelatingsexamen en in 1892 mag hij zich godsdienstonderwijzer en hulpprediker noemen.
De zending in Zuid-Celebes
Aanvankelijk wou Govert naar Nieuw-Guinea afreizen, maar Zuid-Celebes zal uiteindelijk zijn bestemming worden. Het evangelie verkondigen zonder kennis van de lokale taal zou echter niet veel resultaat opleveren. Daarom stort Govert zich een jaar lang op de Makassaarse taal. Op 23 april 1895 wordt hij in aanwezigheid van zesenvijftig predikanten en dertig Vlaardingse afgevaardigden in de Utrechtse Domkerk ingezegend.
Een tweede inzegening volgt ruim een maand later, op 30 mei. Govert Maan belooft die dag eeuwige trouw aan de Vlaardingse Gerritje de Bruijn. In de zomer die volgt, bereidt het paar zich voor op hun vertrek per schip naar Nederlands-Indië.
Op 17 augustus zetten de jonge Govert en zijn vrouw Gerritje voet aan wal in hun standplaats Bonthain op Zuid-Celebes. Dat moet ongetwijfeld een ware cultuurshock geweest zijn. Op het eiland wordt in 1896 hun zoon Jacob Dirk geboren en een jaar later Dirk Jacob. In 1897 volgt de overplaatsing naar Tanetteya. Hier zien in 1898 Anna Maria en in 1900 Christiaan Johannes het levenslicht. Het zijn tien zware jaren. Ze ondervinden veel tegenstand van de lokale bevolking. Het loopt volledig uit de hand als men het drinkwater vergiftigt en hun onderkomen in brand steekt. Ook de kerstening werpt geen vruchten af doordat de bevolking al het Mohammedaanse geloof aanhangt. Men heft de zendingspost op.
Teleurgesteld en berooid keert het gezin tijdelijk terug naar Vlaardingen om weer een beetje op adem te komen. Ze trekken in boven de schoenmakerij van Gerritjes vader aan de Oosthavenkade nummer 5.
Naar Halmahera op de Molukken
Na anderhalf jaar gaat Govert in zijn eentje een tweede uitdaging aan. Het wordt een zendingspost op het Molukse eiland Halmahera, afwisselend eerst in Weda en daarna in Boeli. Zijn vrouw volgt een jaar later. De kinderen blijven in Vlaardingen achter onder de hoede van de twee zussen van Gerritje, Mies en Marie. In 1909 baart Gerritje op Halmahera dochter Maria Engelina.
Door het overlijden van een andere zendeling, bezet Govert lange tijd een dubbele post. Op zijn evangelisatiewerk hier rust een zegen, al heeft hij er samen met zijn vrouw te midden van dit ‘zedelijk laagstaand volk’ een zware kluif aan.
Met zijn privéleven is het ondertussen minder goed gesteld. Gerritje is door alle ellende op Zuid-Celebes zodanig achterop geraakt dat zij in 1916 samen met haar dochtertje van zeven naar Nederland terugkeert. Hij volgt in 1920. Het gezin gaat in Utrecht wonen. In 1922 gaat Govert naar Halmahera terug waar hij vier jaar alleen in het dorpje Tobelo verblijft. In het jaar 1926 keert hij vanwege zijn de gezondheidsproblemen van zijn vrouw voorgoed terug. Hun woonplaats wordt Den Haag, waar hij bij de intendancedienst van de zending zijn opgedane ervaring kwijt kan. Hier viert hij in 1935 zijn 40-jarig jubileum als zendeling.
Na zijn pensionering vertrekt het echtpaar naar Blaricum, waar Govert hand- en spandiensten in de Nederlands Hervormde kerk verricht. Op de begraafplaats bij deze kerk vindt Gerritje in 1945 haar laatste rustplaats. Govert volgt in 1954. Van hun leven in het voormalig Nederlands-Indië getuigen nog twee door hem geschreven boeken over de Boelische taal, een aantal foto’s en een paar krantenartikelen.
Bronnen
- M. A. Struijs: Govert Maan, een Vlaardingse zendeling.
- ‘Jubileum zendeling Maan’ – Het Vaderland: staat- en letterkundig nieuwsblad, 20-04-1935.
- Govert Maan – Genealogie Stadsarchief Vlaardingen ISIS.
- G. Maan, 1940: Boelisch-Nederlandsche Woordenlijst met Nederlandsch-Boelisch register, Archiefbibliotheek inv. nr. IVD4.
- G. Maan, 1951: Verhandelingen van het Koninklijk Instituut voor taal-, land- en volkenkunde. Proeve van een Bulische spraakkunst, Archiefbibliotheek inv. nr. IVA54.