Buisjesdag
Buisjesdag was de dag waarop de vissersvloot ‘ter haringvangst’ uitvoer. De schepen – goed bevoorraad en met vlaggetjes versierd – verlieten hun thuishaven. Voor de komst van de logger, in het midden van de 19e eeuw, konden de schepen wel twee tot drie maanden van huis zijn. Tijdens Buisjesdag vloeiden de tranen rijkelijk. Vrouwen, jonge meisjes en kinderen moesten immers voor lange tijd afscheid nemen van hun man, zoon, verloofde, vader of broertje. De steeds terugkerende gedachte daarbij was: ‘Zien we elkaar ooit weer terug….?’ Niemand nam dit voor vanzelfsprekend aan, want de zee gaf en de zee nam…
Buisjesdag was de dag waarop de vissersvloot ‘ter haringvangst’ uitvoer. De schepen – goed bevoorraad en met vlaggetjes versierd – verlieten hun thuishaven. Voor de komst van de logger, in het midden van de 19e eeuw, konden de schepen wel twee tot drie maanden van huis zijn. Tijdens Buisjesdag vloeiden de tranen rijkelijk. Vrouwen, jonge meisjes en kinderen moesten immers voor lange tijd afscheid nemen van hun man, zoon, verloofde, vader of broertje. De steeds terugkerende gedachte daarbij was: ‘Zien we elkaar ooit weer terug….?’ Niemand nam dit voor vanzelfsprekend aan, want de zee gaf en de zee nam…
Eindelijk was het dan zover. De schepen voeren het Vlaardingse havengat uit, uitgezwaaid door jong en oud. Op naar de Doggersbank, de visgronden bij de Shetlandeilanden of naar de oostkant van het Farndiep, waar de haringen in grote scholen rondzwommen. De bemanning, die uit dertien tot zeventien man kon bestaan, was gespannen. Hoe zou het hen deze reis vergaan? Met hoeveel tonnen haring zouden ze terugkeren? En vooral, met hoeveel man…? De jongste aan boord, het afhoudertje, een kind nog, zwaaide voor het laatst met zijn rode zakdoek naar zijn moeder op ’t Hooft… “Dáag, dáaaag moeder!...”
Eeuwenlang voer de vloot uit op 15 juni, de oorspronkelijke Buisjesdag, genoemd naar de vroegere haringbuizen. Na 1857 varieerde deze datum, afhankelijk van de situatie die zich voordeed. Na de Tweede Wereldoorlog werd de datum waarop de vissersvloot uitvoer door het Bedrijfschap voor Visserijproducten vastgesteld. Deze had de touwtjes streng in handen en bepaalde wat de rechten en plichten van een rederij waren. De schipper en reder mochten bijvoorbeeld niet zelf beslissen hoeveel netten ze gingen gebruiken. Het aantal netten dat gebruikt mocht worden aan het begin van de teelt (haringseizoen), stelde het Bedrijfschap vast op 60 tot 80 stuks. Na een bepaalde datum werd het aantal netten vrijgegeven en kon een vleet wel 160 tot 180 netten tellen.
Bron
- M.P. Zuydgeest, 1994: 'Het zout verzouten: een overzicht van het visserijbedrijf te Vlaardingen tussen 1945 en 1992.'