Vondsten opgraving Hogewerf/Markgraaflaan (1992)
Begin jaren '90 startte de renovatie van het Vlaardingse winkelcentrum en het Liesveldviaduct. Ter voorbereiding van de bouw van een grote parkeergarage en enkele woontorens langs het viaduct werden verschillende woningen gesloopt. In totaal vonden er drie onderzoeken plaats op de vrijgekomen percelen. De archeologische werkgroep Helinium liet eerst machinaal een proefsleuf graven om de archeologische waarde van het terrein te bepalen. Daaruit bleek dat er nog interessante sporen aanwezig waren. Een booronderzoek toonde vervolgens aan dat in de ondergrond een zeven meter brede gracht lag, waarvan het verloop aansloot op de perceelsgrens van het terrein de 'Hogewerf'. Deze resultaten en het feit dat de ‘Hogewerf’ de plek was van waaruit in de middeleeuwen het veenlandschap werd ontgonnen in opdracht van de Hollandse graven, vormden de aanleiding voor een opgraving. Het voormalige ROB voerde in 1992 het onderzoek uit in nauwe samenwerking met Heliniumleden. De oudste sporen die aangetroffen werden, dateerden uit de eerste eeuw voor Chr.- (late ijzertijd). De archeologen konden een deel van een boerderij onderzoeken en een verkavelingsysteem. De resten lagen op een dichtgeslibte kreek en dat was bijzonder. De meeste ijzertijdvindplaatsen in Midden-Delfland liggen immers op het veen. In een kuil vonden ze grote hoeveelheden verkoold hanepoot (akkeronkruid) en graan (gerst, maar ook tarwe en haver/ oot). Het aantal zaden van hanepoot was zo groot, dat we mogen stellen dat deze soort hier bewust verzameld of verbouwd was. Uit de magen van enkele Deense veenlijken blijkt dat de zaden van hanepoot in de prehistorie ook gegeten werden. Een dergelijke grote concentratie van deze zaden was echter nog niet eerder gevonden. Een tweede bewoningslaag met enkele kuilen dateerde uit de Romeinse tijd. Het aardewerk uit deze sporen bestond bijna uitsluitend uit importmateriaal. Opmerkelijk was de zilveren munt die uit één van de kuilen tevoorschijn kwam. De munt dateerde uit de derde eeuw. Maar ook in de middeleeuwen was dit gebied bewoond. Greppeltjes die mogelijk ooit akkers of weilanden omsloten, doorsneden het terrein. Daarnaast vonden de onderzoekers verschillende afvalkuilen. De meeste waren gevuld tussen de elfde en dertiende eeuw, maar één kuil was in de vroege middeleeuwen in gebruik geweest. De twee omvangrijkste structuren die de archeologen konden opgraven, waren grachten. De oudste middeleeuwse gracht was ongeveer 2,5 m breed en vormde de voorloper van de 7 m brede gracht die bij het booronderzoek al was aangetroffen. De gracht omsloot een terrein van circa 80 are, gelegen tussen de huidige Joubertstraat langs de zuidzijde van het Liesveldviaduct en de van Schravendijkplein langs de andere zijde. De inhoud van de gracht leverde onder andere informatie over de cultuurgewassen die verbouwd werden en leerde dat de bewoners van de Hogewerf hun beer in de gracht loosden. Resten van gebouwen konden de onderzoekers echter niet vinden. De grote hoeveelheid vondsten in het noordelijke gedeelte van de gracht deed hen vermoeden dat bij een vervolgonderzoek de bewoning daar gezocht moest worden.